Hostname: page-component-848d4c4894-8kt4b Total loading time: 0 Render date: 2024-06-17T19:31:39.407Z Has data issue: false hasContentIssue false

De Nationale Rechter En Zijn Ontmoetingen Met Het Volkenrecht

Published online by Cambridge University Press:  21 May 2009

Get access

Extract

Met de berechting van volkenrechtelijke kwesties door een wereld-rechtbank en zelfs ook door arbitrale lichamen is het heden, afgezien van specifieke regelingen in regionaal verband, siecht gesteld. Dat wil niet zeggen dat er heden ten dage geen volkenrecht zou bestaan en evenmin dat daarover niet geregeld rechterlijke uitspraken te bespeuren zouden zijn. Maar dat zijn dan meestal slechts uitspraken van nationale rechters. Dat daarvan een eenvormige internationale jurisprudentie in volkenrechtelijke zaken het gevolg zal zijn, zal wel niemand verwachten. De aanhangers van het determinisme, en al diegenen die in het recht slechts de neerslag van macht en eigenbelang zien, zullen misschien wel even begrijpend hebben geglimlacht, toen onlangs een aantal Nederlandse rechterlijke instanties weigerden gevolgen te verbinden aan de door hen, volkenrechtelijk onrechtmatig geoordeelde nationalisatiemaatregelen der Indonesische Regering, terwijl de Duitse rechters dit netelige vraagstuk — het Duitse belang was even evident als het Nederlandse — hebben weten te omzeilen door de tehulproeping van de z.g. “Act of State doctrine”. De vraag of voor zulk een glimlach in dit geval aanleiding bestond, wil ik laten rusten. Wel zou ik aandacht willen besteden aan de verschallende casusposities waarin de nationale rechter met het volkenrecht in aanraking kan komen.

Type
Research Article
Copyright
Copyright © T.M.C. Asser Press 1962

Access options

Get access to the full version of this content by using one of the access options below. (Log in options will check for institutional or personal access. Content may require purchase if you do not have access.)

References

1. Indien men de immuniteit van vreemde Staten beperkt tot gevallen waar een Staat iure imperii is opgetreden dan wordt de rechtsmacht in dit soort gevallen niet slechts ratione personae, maar ten dele ook ratione materiae, beperkt.

2. Op deze grond heb ik de wel eens verdedigde opvatting bestreden volgens welke de volkenrechtelijke plichi om, voor de vraag of iemand de nationaliteit van een Staat bezit, in beginsel de nationaliteitswetgeving van die Staat beslissend te achten, als zodanig ook zou gelden voor het internationaal privaatrechtelijk collisierecht, zie mijn proefschrift, blz. 149.

3. Pasicrisie belge, IIIe partie 1952, p. 40.Google Scholar

4. N.J. 1954, 769.Google Scholar

5. In mijn hele opstel ben ik uitgegaan van de hypothese dat, afgezien van verdragen en afgezien van enige zeer algemene beginselen van ongeschreven volkenrecht – men vergelijke Kosters, Het internationaal burgerlijk recht in Nederland, 1917, p. 19Google Scholar – het volkenrecht de regeling van kwesties van internationaal privaatrecht aan de Staten ieder voor zieh overlaat. Of deze hypothese, welke strookt met de heersende opvatting in de meeste landen, deugdelijk is laat ik hier onbesproken.

5a. Voor een lucide ontwarring van de privaatrechtelijke en volkenrechtelijke aspecten van dit soort kwesties verwijs ik naar Verzijl's artikel The Relevance of Public and of Private International Law Respectively for the Solution of Problems Arising from Nationalization of Enterprises, in: Zeitschrift für ausländisches und öffentliches Recht und Völkerrecht, Dl. 19 (1958), p. 531 v.v. (Festgabe Makarov).Google Scholar

6. R.M. Themis 1953, p. 217 v.v.Google Scholar

7. Zie Nederlands tijdschrift voor internationaal recht, 1959, p. 164 v.v.Google Scholar

8. Ik mag, wat deze vraag betreft, de lezer wel verwijzen naar mijn eerdergenoemde artikel in Themis, 1953, p. 224.Google Scholar

9. Reports of the International Court of Justice, 1955, p. 4 v.v.Google Scholar

10. Symbolae Verzijl, p. 362 v.v.Google Scholar